Twee parallelle rails, waarop treinen rijden, zijn een alomtegenwoordig element van het moderne landschap. Voordat de bekende spoorlijnen verschenen, werden smalle sporen in de wegen gegroefd, wat het transport verbeterde. Vanaf de 16e eeuw werden sporen van hout gebruikt in mijnen, maar dit was geen duurzaam en duurzaam bouwmateriaal. Metalen sporen begonnen zich in het begin van de 19e eeuw te verspreiden dankzij George Stephenson, een Britse ingenieur die een moderne stoomlocomotief bouwde. Hij stelde ook een spoorbreedte vast van 1435 millimeter, de meest gebruikte spoorbreedte ter wereld.